dinsdag 29 juni 2010

Wegen van zegen

De klok had elf geslagen. Het was donker. Een jongen schiet ons aan op het Raadhuisplein in Hoogkarspel. Hij zoekt de “landbouw”. Wij wijzen de weg. Nee, zegt hij, daar ben ik al geweest. Daar is het niet. We vragen verder. Nee, het is ook niet de “tuinbouw”. Hij weet het niet meer. Er moet een brug zijn. En een rotonde. Het klopt niet. Hij is zenuwachtig. Heb je geen adres? Kun je niet bellen? Nee, ook niet. De batterij van zijn telefoon is leeg.

Nou, kom dan maar mee, we wonen hier vlakbij, dan kun je de batterij opladen.
Al gauw krijgt hij contact. Hij begrijpt dat hij een dorp te ver is gelopen. Hij moet in Grootebroek zijn. Om hem niet verder te laten dwalen, zetten we de computer aan om voor hem een plattegrond uit te draaien. Ondertussen kijkt hij aandachtig de kamer rond.

Dan vraagt hij: ”Bent u christelijk?” Ja, hij is terecht gekomen bij de dominee, in de pastorie van de kerk. Hij vindt het een wonder. Hij vertelt God gebeden te hebben dat hij niet buiten zou hoeven slapen. En zie, het is goed gekomen.

Als hij even later met plattegrond de nacht in stapt, groet hij ons met de woorden: “God zal u zegenen”. En dat doet hij, in een donkere jonge jongen.

Alleen anders

Maandag 14 juni jl. koos ik, toen er voetbal gekeken moest worden, voor het zwembad. Ik vond een plichtsgetrouwe badjuffrouw, die de geluidsinstallatie over het water liet schallen om iedereen op de hoogte te houden van het verloop van de wedstrijd. Maar alleen ik was er, en een eend die, net als ik, wat rust kwam zoeken.

Mijn hoofd zat vol. Vol van alles wat gebeurt, en van wat je leest. Voor studie lees ik deze dagen over Israƫl en de Palestijnse gebieden. Over de Holocaust, en het aan de Joden beloofde land, het uitverkoren volk van God. Over de knooppunten van de drie godsdiensten: van jodendom, christendom en islam. Onontwarbaar is het, een puinhoop, vol conflicten. Mensen leven met angst en haat, met vernederingen en aanslagen. Hoe heeft het allemaal zo ver kunnen komen? Wat heeft God en geloof er nog mee te maken? Waarom verloopt het leven en de geschiedenis daar toch zo dramatisch gewelddadig? Alsof de diepe wonden, die de geschiedenis heeft geslagen, gevoeld moeten blijven worden en steeds weer opengetrokken.

En toch, in dat alles, zijn er ook mensen die zich niet mee laten nemen in de spiraal van geweld. Een Daoud Nasser, die de grond van zijn Palestijnse voorouders niet wil prijsgeven. Hij kan de oude eigendomspapieren laten zien. Rondom zijn bedrijf verrijzen nederzettingen van joodse kolonisten. Zij bedreigen hem. Vernielen zijn olijfbomen. Ze willen dat hij weggaat, opgeeft. Maar hij gaat niet. Hij blijft. Hij zoekt vrede, organiseert ontmoetingen en nodigt jongeren uit. Hij vraagt hulp om nieuwe olijfbomen te planten, om zijn grond te bewerken, om te oogsten. Dit is zijn thuis. Hier moet samen geleefd worden. Het is een kans. Hij wil mensen de ogen openen: we zijn niet elkaars vijanden. We zijn mensen, en medemensen. We moeten willen geloven in een gezamenlijke toekomst.

Vanwaar de haat en de harde oordelen over de ander? Waarom en door wie wordt de angst gevoed? De grote vragen kunnen we terugbrengen tot onze eigen wereld van familie, van kerk, van geloof. Vaak leven we met verkeerde denkbeelden over de ander. Ook mij gebeurt dat. Ik moet nadenken. Ontspannen. Ik beweeg me in rustige wateren. Alleen. Een vreemde vogel zwemt met me mee.