vrijdag 27 april 2012

Om te huilen

Een mand met uien op de tafel voorin de kerk met Pasen, had ik bedacht. Mijn voorstel viel niet in goede aarde. Ze stinken, werd gezegd. Dus hebben we het niet gedaan. Andere jaren stonden er eieren: groot en klein, gaaf, gekneusd en bevuild, alles verzameld en samengebracht in één mand. Pasen en eieren, dat ligt voor de hand. Maar waarom uien? Omdat uien tranen betekenen, legde ik uit. En omdat Pasen niet alleen maar vrolijkheid is. Het is ook huilen, om alles wat er gebeurd is. Huilen over het onrecht in de wereld, de kromme rechtspraak, de lafheid en angst van mensen. En door je tranen heen getroost worden en opnieuw beginnen. Ik dacht aan uien, omdat mijn broer er een hele schuur vol van heeft. Hij wacht op een koper. In het najaar oogstte hij van 8 ha. 550.000 kilo uien. Er waren in Europa geen rampen. Een boerenwijsheid zegt dat het een ramp is, als er nergens een ramp is. Want dan is er geen vraag vanuit het buitenland. Dan is er een overschot en is het niets meer waard. Ook al is het nog zo’n mooi, kostbaar product, dat met vreugde gezaaid en geoogst, en met zorg bewaard is. Het was de bedoeling dat ze tenslotte met smaak opgegeten zouden worden. Het is zonde, als dat dan niet gebeurt. Als ze weggegooid worden. Ach, zegt mijn broer, dat is het risico van het vak. Je kunt ook voor producten kiezen, die meer zekerheid geven. Dan is het leven en het werk minder spannend. Maar dit is hard. Na Pinksteren zal hij wellicht die hele grote berg uien weer over het land uitrijden, en onderploegen. Alles is tevergeefs geweest. Geïnvesteerd en hard gewerkt, voor niets. Met Pinksteren, bedenk ik nu, moet er echt een mand met uien op de tafel voorin de kerk staan. We kunnen vinden dat ze stinken, maar de geur geeft mensen ook lucht en adem. Pinksteren is het feest van de heilige Geest. Van nieuwe adem. Van de nieuwe oogst! We kunnen weer verse groenten eten uit eigen tuin. Er zijn prachtige lente-uitjes. De oude oogst zal moeten worden opgeruimd. Het is uithuilen en opnieuw beginnen. Een nieuwe gok. Op hoop van zegen.

zondag 1 april 2012

Helder Pasen

Twee vrolijke mannen sopten en lapten de ramen van de abri’s woensdagochtend op het station in Hoogkarspel tot ze helder als spiegeltjes glommen in de zon. Ook ik poetste mijn bril. De wereld zag er mooi uit. Ik kon de trein al vanaf Enkhuizen zien aankomen. Maar ín de trein werd de aanblik een andere. De vuile ramen nodigden niet uit om naar buiten te kijken. Zou de NS niet trots zijn op ons landschap? Naar buiten kijken lijkt voor haar niet belangrijk te zijn. Waarom wil zij ons niet de bollenvelden en de schapen met lammetjes in de wei laten zien? Is er niemand, die gewoon met schoonmaken wil beginnen, zoals dat ook gebeurt bij de ruiten van auto’s, die voor stoplichten moeten wachten? De reizigers zullen er best wel wat voor over hebben, voor een heldere ruit.

Ik nestelde me met mijn boeken in een hoekje. Pasen moest voorbereid worden. Het feest van leven. Van bevrijding. Ik las mijn teksten en leerde van Pasen uit de boeken. Niet vanuit het boek van de levende natuur, die in deze tijd zo mooi open bloeit. Dat door het donker heen het licht doorbreekt. In het licht van Christus zien we het vuil van ons eigen leven. Ook in geestelijke zin moeten de ramen gelapt en schoongemaakt worden. Pasen zet ons ook aan het werk, om in het reine te komen met onszelf, en met mensen om ons heen. Het zijn heldere ramen, die zicht geven op de toekomst.

In de avond reisde ik weer huiswaarts. In Schagen stroomde de trein overvol met vrolijk schreeuwende jongeren van Paasvee. Hun blik was niet helemaal helder. Het rook naar geestrijk vocht. Ook zij waren bezig geweest met iets van Pasen. Ze maakten veel kabaal, en lieten vuile sporen na.
Ik trok mij nog meer terug in een hoekje. Lezen lukte niet meer in deze drukte. Door het duistere raam keek ik wat naar buiten. Ik zag de maan, als een sikkel. Een begin van licht in het donker van de nacht.
Als de maan vol is, wordt het helder.
Dan is het Pasen.