zondag 20 december 2015

Gidsen in Gondar



Met zijn vieren maken we een rondreis door Ethiopië: met zwager en(schoon)zus, Wim en ik. Het is helemaal  georganiseerd. We trekken langs toeristische hoogtepunten met een gids en een busje dat ons bij restaurants en onze hotels brengt.  Twee dagen worden wij (Wim en ik) alleen gelaten.  Zwager en (schoon)zus zijn naar het noordelijke Axum. Wij blijven achter in Gondar.  Zo was ook de planning.  Vrij. We mogen onze dagen op eigen wijze invullen. 


Er staat niet meer  standaard een busje en een gids op ons te wachten. Wij zijn op onszelf aangewezen.  Nu doen we wat heel veel mensen in Ethiopië doen: lopen.  De stad gaan we te voet verkennen. Het is mooi zonnig weer. Niet te warm. We vallen wel op. Kinderen roepen naar ons. Vragen om iets, om geld of een pen.  Jongeren spreken ons aan.  ‘How are you? Where do you come from? What is your name?’  Twee vrolijke jongens beginnen met ons een gesprek. Ze lopen met ons mee. Studenten. Alexander en Johannes. Willen hun Engels oefenen.  Nemen ons graag bij de hand om ons bij bijzondere plekken te brengen. En bijzonder is, zeggen zij, de markt van Gondar.  Een bezienswaardigheid.  Dat we die van Addis ook al hebben gezien, wuiven zij weg. Deze is heel anders. Vooral ook het aanbod van de kruiden.

En het was bijzonder: druk, drukker en drukst. Alles krioelde er op, over en naast elkaar heen. Een grote chaos waarin zij ons de weg wezen  om bij de kruiden te komen. Waarom? Hadden wij daarom gevraagd? Nee, maar dat moesten we zien. Zij leidden ons - kruip door, sluip door – langs nauwe doorgangen en  vele kraampjes vol spullen. Kleden, stoffen, gewaden, borduursels, met de hand gemaakt door mannen. Ze legden uit hoe de verschillende geborduurde kruizen verbonden waren met de regionale hoofdsteden. Potten en pannen. Mensen met dieren: ezels, paarden , schapen , geiten  en kippen.  En toen de kruiden. Ze stopten bij een kraam, waar alles mooi uitgestald stond. Zij kenden de koopman. Hij toonde ons zijn handel, legde uit wat het was, liet ons voelen en ruiken.  Onze twee gidsen waren aan de overkant erbij gaan zitten. Ja, de geuren waren heerlijk. Toen kwam het moment van handel. Wat wilden wij hebben? Na zo’n vriendelijk onthaal paste het niet om zomaar te vertrekken. Dus: peper? koenjit? De man pakte een zak en schepte er een grote hoeveelheid in. Te veel. Minder. Nog minder. Oké. Het werd afgewogen. En toen de prijs. Hij noemde 250 birr. Dat leek erg veel. We waren hier ook helemaal niet op voorbereid. Het voelde alsof we in een fuik gelopen waren, met die twee lachende jongens aan de overkant. 150, zei ik. Het werd iets tussendoor. Iedereen tevreden. Wij met een leuk souvenir. We gingen weer verder.  De twee gidsen wilden naar een volgende bijzondere plek. Wij wilden van ze af. Voor ons was het genoeg. Wim gaf ze een fooi. Dat wilden ze niet. Het was hen niet om geld te doen. Zij waren studenten. Vrienden. Zij wilden graag geholpen worden met boeken. Hun bedoeling was dat we nu een boek gingen kopen voor hun studie. Maar wij bleven erbij: dit was het. Ze namen hun fooi en lieten ons los. We liepen verder. Weer vrij.
Al heel gauw kwam er een andere jongeman naast ons lopen: ‘How are you? Where do you come from?’    We vroegen hem: ‘What is your name?’  En hij antwoordde enthousiast: ‘My name is Alex!’
Dat was ook toevallig. Wij hadden net afscheid van een Alex genomen.        
Hij vertelde dat hij voetbaltrainer was en over drie dagen met zijn team een wedstrijd moest spelen. De voetbal ontbrak nog. Hij wilde ons wel naar een winkel brengen om die samen met ons te gaan kopen.


Ineke van Middendorp-Sonneveld
Gondar,  20 december 2015.   

Naar de vierde advent.



Met zijn vieren maken we een rondreis door Ethiopië: met zwager en(schoon)zus, Wim en ik. Het is helemaal  georganiseerd. We trekken langs toeristische hoogtepunten met een gids en een busje dat ons bij restaurants en onze hotels brengt.  Twee dagen worden wij (Wim en ik) alleen gelaten.  Zwager en (schoon)zus zijn naar het noordelijke Axum. Wij blijven achter in Gondar.  Zo was ook de planning.  Vrij. We mogen onze dagen op eigenwijze invullen.

We hebben gekozen voor een ander hotel. Tot zaterdag  19 december zaten we in Gondar in hotel Goha. Dat ligt als een burcht hoog op de berg, met een prachtig uitzicht over de stad en de gehele streek. Je kunt er prachtig de zon zien ondergaan en ’s morgens weer opkomen.  Op zo’n 50 meter afstand van de ingang van het hotel moet je door een checkpoint. Er is een slagboom over de weg. Wachters en militairen controleren de mensen die naar binnen willen. Uitstappen en fouilleren. Soms wat willekeurig,  alleen de mannen. Er staat niet altijd een vrouw klaar om het werk te doen? Of is er een andere reden? Voor de deur van het hotel is het een komen en gaan van dure auto’s, busjes en landrovers van verschillende organisaties, die de gasten naar de mooie, zonnige, avontuurlijke en culturele plekken in Ethiopië brengen. Hier is het veilig en hygiënisch. Ook het eten kan op deze plek gerust genuttigd worden. In het zwembad wacht het water op badgasten. We hebben niemand er gebruik van zien maken. Boven op de berg voelt het soms toch wel een beetje koud. De tuin rond het bad wordt goed verzorgd. Een man is elke dag  urenlang in de weer met het water geven van planten en struiken.
 
Zaterdag stonden we bepakt en bezakt in de hal van het hotel en vroegen bij de receptie om een taxi, een tjoek-tjoek. Een super eenvoudig driewieler autootje. De man keek ons onderzoekend aan, pakte de telefoon en regelde het.  Toen onze taxi kwam aantuffen, mocht hij niet zomaar langs het checkpoint.  Wij verlieten derhalve te voet de eerste 50 meter van deze burcht en stapten in. We gingen van vier sterren naar drie. Het was de zaterdag voor de vierde advent. We daalden af, downtown. Ons nieuwe hotel –  de Fasil Lodge - lag in de centrum van de stad. We waren benieuwd. Een sterretje minder. Donkerder dus. Eenvoudiger en sober voor ons doen op deze reis. Nog steeds luxe, met een eigen douche en toilet. Tv en internet. Het leek een rustige plek.
In de nacht naar de vierde advent werden we om 0.30 uur gewekt door  de orthodoxe kerken waarvan er midden in de stad verschillende zijn.  Zij strooiden middels luidsprekers schel hun liturgische teksten en gebeden uit over de gehele stad.  Zongen zij – voor ons onverstaanbaar - over hun verwachting, de hoop, de belofte van de geboorte van Christus? Ik bleef er een tijdje naar luisteren, sliep weer in, werd weer wakker, sliep weer in. Ik droomde dat ik in Maassluis over de dijk fietste door  een wit laagje sneeuw. Achter mij klonk een zuiver meerstemmige engelenzang. Ik keek achterom en zag dat er drie mooie blonde meiden achter me reden. Ik werd weer wakker en hoorde het vreemde zingen van de voorgangers van de kerken hier, bij tijd en wijle met gemeentezang beaamd . Een niet te beschrijven indringend geluid als van deinende golven, een nasaal dreunen, harder en zachter, een kakofonie van stemmen. Ik dacht daarbij een cello te horen, maar dat leek mij niet waarschijnlijk. De stad werd met gebeden de zondag ingedragen en wakker gezongen. Om 6.00 uur gingen ook de vogels meedoen.  Het werd tijd om op te staan.
Vlakbij ons hotel  liggen de kerken. We liepen naar de Michaelskerk. De dienst werd buiten in de open lucht door veel mensen, zittend en staand onder de bomen, gevolgd. Vrouwen, kinderen en mannen,  meestal gehuld in witte gewaden en doeken.  Vol eerbied knielend en buigend, bewogen door de gebeden en liederen.  De grond kussend, of de muur van de kerk.  Armoede. Rijkdom.

Het is de zondag van de vierde advent. We zijn op weg naar Kerst, de geboorte van het Christuskind. Hij laat zich vinden in het donker, ziet het levenslicht in schamele eenvoud,  in een stal, bij de os en de ezel.  Het gezang wijst ons een weg. In Ethiopië moet er heel veel plaats voor Hem zijn.


Ineke van Middendorp-Sonneveld
Gondar,  vierde advent 2015.  
  

Op één been in Ethiopië.


Begin december vertrokken we naar  Ethiopië, broers /zwager, zussen en schoonzus (ik) van Janet van Middendorp, om haar verjaardag in Addis Abeba te vieren.  We bleven vier weken en bezochten verschillende plekken.


Niet ver van Addis Abeba ligt Debre Libanos met het klooster van de heilige Tekla Haimanoth. We bezochten deze plaats. Bij de ingang aan de poort was er een monnik die ons rond zou leiden. Hij vertelde dat hij hier in zijn jonge jaren genezing had gevonden. Daarna was hij gebleven. Hij wilde zijn leven in dienst stellen van God en van de kerk. Aan ons, vrouwen, overhandigde hij een grote witte sjaal en hielp ons om hoofd en armen daarmee te bedekken. Het voelde als dat er  een rituele handeling voltrokken werd. De schoenen moesten  van onze voeten. We mochten de heilige ruimte van de kerk betreden.
Kerk en klooster dragen de naam van de heilige Tekla Haimanoth. Deze leefde in de 13de eeuw, zocht de nabijheid van God en werd kluizenaar. We zagen hem in de kerk afgebeeld, staande  op maar één been. Want zó had hij God gevonden. In pure eenvoud en volle concentratie. Dat was voor hem de weg naar heiligheid geworden. Hij wordt vereerd om de wonderen die hij deed en mensen wist te genezen. In Ethiopië dragen veel kerken zijn naam.
Deze heilige op zijn ene been bracht mij in gedachte bij de kerk van Terwolde. Terwolde is een dorp aan de IJssel en is bij veel mensen bekend vanwege de flebologische kliniek van de benendokter  Van de Molen. Vanuit het hele land bezoeken mensen die last hebben van spataderen, deze kliniek om  geholpen te worden. Maar er is meer in Terwolde. Haar kerk  draagt de naam van de tweeling heiligen Cosmas en Damianus. Als predikant was ik aan deze kerk verbonden. Ik  verdiepte me in het leven van de tweeling. Het waren artsen afkomstig uit Klein Azie,  gelovige christenen, in de 3-de eeuw. Wonderdokters.  Het verhaal gaat dat zij het leven van een koster van een kerk in Rome hebben gered. De man leed aan gangreen, aan verstopte aderen in het been. Het been moest worden afgezet. Er werd een nieuw, ander been aangemeten. Een zwart. Van een Ethiopiër.  Het staat te boek als de eerste geslaagde beentransplantatie. De schilder Fra Angelico (1371 – 1455) heeft dit wonder prachtig in beeld gebracht: de koster, vol overgave liggend op een bed, kijkend naar zijn beide sloffen die op de grond op hem staan te wachten. 

In Debre Libanos zag ik de kluizenaar Tekla Haimanoth. Hij sloot zich op in een kleine cel, in afzondering en had niets nodig. Mensen kwamen naar hem toe, om hulp, om raad en genezing. Zelf hoefde hij niet op weg te gaan. Eén been was meer dan genoeg. Maar een koster in Rome is druk met alle gedoe en geregel in de kerk. Op één been kun je dan niet gaan. Hem werd zomaar een zwart Ethiopisch been geschonken.
Het is een mooie gedachte, de match tussen Tekla Haimanoth (13-de eeuw) en de koster in Rome (3-de eeuw). Er zit wel een tijdspanne tussen van een duizend jaar. De werelden van legenden en wonderen wist Fra Angelico (zie afbeelding) schilderend te overbruggen. 


Ineke van Middendorp-Sonneveld
de vierde advent 2015, Ethiopië


zondag 29 november 2015

Hij komt, hij komt



Een paar weken geleden vergaderde de synode van de PKN over de toekomst van de kerk en over een nieuwe bestuursstructuur. Dagblad Trouw deed er verslag van (d.d. 13 november 2015) en meldde dat veel synodeleden bisschoppen aan wilden stellen als nieuwe regiobestuurders. Verder hadden Henk de Roest en Arjan Plaisier nog gesproken over de rijke, plaatselijke kerkelijke gemeenten. Die moesten worden aangepakt. Met stemverheffing had Plaisier – aldus het verslag in Trouw - de synode toegesproken: ‘Laat het geld vloeien. Het kan beter in rook opgaan dan dat het in de mottenballen ligt te verzuren’. Een bisschop wilden ze, maar niet zoals in de RK Kerk met een mijter.
In de dagen van die synodevergadering waren op talloze andere plekken in ons land Sinterklaas-comité’s druk bezig met de voorbereidingen om hun bisschop binnen te halen. Op die flow ging de PKN dus helemaal mee. Ik schreef Trouw een ingezonden brief: ‘De synode van de Protestantse Kerk in Nederland is gecharmeerd van het plan om bisschoppen aan te stellen (Trouw, 13/11). Niet naar het voorbeeld van de RK Kerk, maar meer – naar het lijkt - in de lijn van Sinterklaas: om de sleutel in handen te krijgen van de schatkisten van de plaatselijke gemeenten, lekkernijen rond te strooien en eens goed uit te pakken. Hij komt! Hij komt!’ Maar mijn (2 x verstuurde) goede stukje werd niet geplaatst. Er kwam geen enkele reactie, geen ontvangstbevestiging, niets. We blijven nog wel Trouw lezen.

De bisschop. Hij speelt een belangrijke rol in deze tijd. Ook hier in huis. Vrijdag was er voor ons een extra dagje oppassen op onze kleinkinderen Lars (6 jaar) en Minke (4 jaar). Ze hadden verteld dat ze die avond thuis hun schoen mochten zetten. Om 18.00 uur keken zij naar het Sinterklaasjournaal. Spannend allemaal. Na het journaal werden hun jassen aangetrokken en gingen de gesprekken over Sinterklaas nog door. ‘Sinterklaas is altijd een man’, zei Lars tegen mij. Dat vond ik stevig dogmatisch klinken. Ik zette daar mijn vraagtekens bij en ging de fout in. Ik had hem moeten vragen waarom hij zo dacht. Maar nee, ik koos de confrontatie met de retorische vraag:  Hij kan toch ook wel een vrouw zijn?’ Verward over zoveel domheid van oma, staarde hij mij aan. ‘Nou’ zei ik  Pieten zijn ook mannen en vrouwen, zwarte en witte, met en zonder vegen en in alle kleuren.’ ‘Maar Sinterklaas is altijd een man!’ Hij hield voet bij stuk. Ik ging – fout dus- stevig op mijn eigen lijn verder en gaf hem onder uit de zak: ‘Toevallig heet ik Klasina, en je zusje Minke ook – Minke Klasina Johanna – dat kan toch Sint Nicolasina worden? Kijk maar naar Minke!“ Minke stond erbij in haar rode manteltje, moe tullend met haar witte doek, die als een lange witte baard naar beneden viel. Daar moesten we allemaal om lachen. Maar niet Lars. Hij ging naast zijn vader staan om een maatje te vinden en troost te zoeken. Arme knul. Naar huis, wilde hij. Zo snel mogelijk. Schoen zetten.

In de kerk gaf ik graag aandacht aan Sinterklaas. Ik ben met emeritaat en al ruim een jaar buiten dienst. Er is nu op de woensdagen oppasdienst op de kleinkinderen. Op  2 december maken we er een klein feestje van, met chocolademelk, wat aardigheidjes en met een lied. Op de melodie van: Ziet de maan schijnt door de bomen. Op die wijs heb ik vaker voor de kerkdienst een gedicht gemaakt. ‘De advent is weer gekomen, met daarbij ook Sinterklaas’. ‘Vol verwachting klopt ons hart’. Met het tweede couplet: ‘Eerlijk zullen w’ alles delen, zout en bitter, zuur en zoet. ’t Kerkenwerk is werk van velen, niet dat eentje alles doet!
Ja, vol verwachting klopt ons hart, en het maakt ons/mij/hem opnieuw verward. Volgende keer gaat het gesprek hopelijk beter tussen ons. Misschien kan de verwarring ook heilzaam zijn en leer ik het nog om beter te luisteren. Op waardige wijze gaan we er woensdag iets moois van maken. Ik wil daarbij mijn rol als vrouw, moeder, oma, Piet – en erger nog: als ware wijs geworden bisschop – goed spelen. Hij komt. Hij komt!

Sint Nicolasina
de eerste advent 29 november 2015