zondag 29 november 2015

Hij komt, hij komt



Een paar weken geleden vergaderde de synode van de PKN over de toekomst van de kerk en over een nieuwe bestuursstructuur. Dagblad Trouw deed er verslag van (d.d. 13 november 2015) en meldde dat veel synodeleden bisschoppen aan wilden stellen als nieuwe regiobestuurders. Verder hadden Henk de Roest en Arjan Plaisier nog gesproken over de rijke, plaatselijke kerkelijke gemeenten. Die moesten worden aangepakt. Met stemverheffing had Plaisier – aldus het verslag in Trouw - de synode toegesproken: ‘Laat het geld vloeien. Het kan beter in rook opgaan dan dat het in de mottenballen ligt te verzuren’. Een bisschop wilden ze, maar niet zoals in de RK Kerk met een mijter.
In de dagen van die synodevergadering waren op talloze andere plekken in ons land Sinterklaas-comité’s druk bezig met de voorbereidingen om hun bisschop binnen te halen. Op die flow ging de PKN dus helemaal mee. Ik schreef Trouw een ingezonden brief: ‘De synode van de Protestantse Kerk in Nederland is gecharmeerd van het plan om bisschoppen aan te stellen (Trouw, 13/11). Niet naar het voorbeeld van de RK Kerk, maar meer – naar het lijkt - in de lijn van Sinterklaas: om de sleutel in handen te krijgen van de schatkisten van de plaatselijke gemeenten, lekkernijen rond te strooien en eens goed uit te pakken. Hij komt! Hij komt!’ Maar mijn (2 x verstuurde) goede stukje werd niet geplaatst. Er kwam geen enkele reactie, geen ontvangstbevestiging, niets. We blijven nog wel Trouw lezen.

De bisschop. Hij speelt een belangrijke rol in deze tijd. Ook hier in huis. Vrijdag was er voor ons een extra dagje oppassen op onze kleinkinderen Lars (6 jaar) en Minke (4 jaar). Ze hadden verteld dat ze die avond thuis hun schoen mochten zetten. Om 18.00 uur keken zij naar het Sinterklaasjournaal. Spannend allemaal. Na het journaal werden hun jassen aangetrokken en gingen de gesprekken over Sinterklaas nog door. ‘Sinterklaas is altijd een man’, zei Lars tegen mij. Dat vond ik stevig dogmatisch klinken. Ik zette daar mijn vraagtekens bij en ging de fout in. Ik had hem moeten vragen waarom hij zo dacht. Maar nee, ik koos de confrontatie met de retorische vraag:  Hij kan toch ook wel een vrouw zijn?’ Verward over zoveel domheid van oma, staarde hij mij aan. ‘Nou’ zei ik  Pieten zijn ook mannen en vrouwen, zwarte en witte, met en zonder vegen en in alle kleuren.’ ‘Maar Sinterklaas is altijd een man!’ Hij hield voet bij stuk. Ik ging – fout dus- stevig op mijn eigen lijn verder en gaf hem onder uit de zak: ‘Toevallig heet ik Klasina, en je zusje Minke ook – Minke Klasina Johanna – dat kan toch Sint Nicolasina worden? Kijk maar naar Minke!“ Minke stond erbij in haar rode manteltje, moe tullend met haar witte doek, die als een lange witte baard naar beneden viel. Daar moesten we allemaal om lachen. Maar niet Lars. Hij ging naast zijn vader staan om een maatje te vinden en troost te zoeken. Arme knul. Naar huis, wilde hij. Zo snel mogelijk. Schoen zetten.

In de kerk gaf ik graag aandacht aan Sinterklaas. Ik ben met emeritaat en al ruim een jaar buiten dienst. Er is nu op de woensdagen oppasdienst op de kleinkinderen. Op  2 december maken we er een klein feestje van, met chocolademelk, wat aardigheidjes en met een lied. Op de melodie van: Ziet de maan schijnt door de bomen. Op die wijs heb ik vaker voor de kerkdienst een gedicht gemaakt. ‘De advent is weer gekomen, met daarbij ook Sinterklaas’. ‘Vol verwachting klopt ons hart’. Met het tweede couplet: ‘Eerlijk zullen w’ alles delen, zout en bitter, zuur en zoet. ’t Kerkenwerk is werk van velen, niet dat eentje alles doet!
Ja, vol verwachting klopt ons hart, en het maakt ons/mij/hem opnieuw verward. Volgende keer gaat het gesprek hopelijk beter tussen ons. Misschien kan de verwarring ook heilzaam zijn en leer ik het nog om beter te luisteren. Op waardige wijze gaan we er woensdag iets moois van maken. Ik wil daarbij mijn rol als vrouw, moeder, oma, Piet – en erger nog: als ware wijs geworden bisschop – goed spelen. Hij komt. Hij komt!

Sint Nicolasina
de eerste advent 29 november 2015

zaterdag 14 november 2015

Verliezen




Bruin is hij, als vallend blad: Datie, een dubbel zachte, lieve knuffellap met hoofd en oren van onze 2 jarige kleinzoon Willem. Onafscheidelijk zijn ze. Elke woensdag als Willem vanuit Arnhem bij ons gebracht wordt, komt ook zijn troost en steun en toeverlaat Datie – zijn naam is een verbastering van: daar-is-tie. Slapen lukt alleen als Datie bij hem is. Overdag wil hij hem graag overal mee naar toe nemen. Zie je Willem ergens naar toe huppelen  - lopen kan hij eigenlijk  niet, hij rent zo’n beetje, het moet snel om in evenwicht te blijven -  dan heeft hij in zijn handje vaak Datie achteloos achter hem aan dwarrelend. Er is een gerede kans dat die – als iets anders zijn aandacht vraagt -  zomaar losgelaten wordt en als een blad in de herfst op de grond valt. Dan moet hij daarna gezocht. Zoeken en vinden is eindeloos leuk. Soms maken we er een spelletje van. Dan doen we met Datie verstoppertje. En altijd wordt hij weer gevonden en is-tie er weer. Tot woensdag jl.
Woensdag wilde ik naar de emeritusdag van de Predikantenbond. Opa Wim stond er daardoor die dag alleen voor: voor het oppassen op de drie kleinkinderen. Dat moest kunnen. Met koffietijd werd Willem gebracht – met Datie. Met de middag haalden ze Lars en Minke uit school in Lent (op 5 km afstand) en fietsten met elkaar terug naar Elst om te gaan lunchen. Daarna was er een hele middag van werken, zorgen, oppassen, spelen en tenslotte samen in een kring rond de tafel voor de maaltijd. Om kwart voor zes kwam ik weer thuis en kon meteen aanschuiven. Alles stond klaar. We genoten.
Na het eten werden ieders spullen bij elkaar gezocht en afscheid genomen. Ook de tas van  Willem werd gepakt. Toen kwam de vraag naar Datie. Waar is die? De zoektocht begon. Nog in zijn bedje? In de kamer? Achter de gordijnen? In de hal? Wanneer was hij eigenlijk voor het laatst gezien? Ze hadden met elkaar in de tuin gewerkt. Bladeren waren bij elkaar geveegd en weggebracht naar het verzamelpunt in onze straat. Iedereen had geholpen. Vol goede moed werd buiten het zoeken naar Datie voorgezet. Het was al donker. We zochten in de tuin, op het pad, tussen de struiken en langs de weg tussen de vele bladeren. De buurvrouw kwam erbij. Zij had Willem ’s middags gezien – op de heenweg met, en op de terugweg zonder zijn knuffel. Dan lag hij waarschijnlijk met zijn bruine schutkleur goed verstopt tussen de bladeren. We vonden hem niet. Na een uur gaven we het op. Willem moest met zijn vader mee naar huis zonder Datie. ‘Leven is leren omgaan met verliezen’, zei ik tegen hem, ‘probeer er iets goeds van te maken’. Ik geloofde dat hij er creatief op in zou weten te spelen.
Wij begonnen die avond in een gelaten stemming aan de afwas en het opruimen. Alles was die dag goed gegaan en nu dit. Mijn man zuchtte en zei: ‘Had ik maar gedaan wat jij vaker doet en die knuffel afgepakt en bij mij  gestoken….’ We bedachten nog een paar mogelijke scenario’s: Datie kon door een voorbijganger opgeraapt zijn, ergens neergelegd of meegenomen. De volgende morgen als het licht was zouden we verder zoeken. We zetten koffie en dronken het als een bakkie troost. Toen ik later op de avond door de hal liep om naar boven te gaan, zag ik een oud werkjasje aan de kapstok hangen. Ik voelde in de zakken. Er was een zachte prop…. Hé! Daar-is-tie!
Thuis, in Arnhem, wilde Willem niet gaan slapen. Er werd gepraat, uitgelegd en getroost. Maar hij bleef met tranen in de ogen geloven dat Datie nog zou komen. Hij wachtte. Hij wilde niet van verliezen weten. Hij had gelijk.