woensdag 24 februari 2016

De tweede stap Lent – zondag 21 februari 2016



Het project van de Protestantse Kerk in Nederland voor de 40-dagentijd heet: ‘zet een stap naar de ander’. Ik wil gehoor geven aan de oproep door elke zondag naar een andere kerk te gaan als zoekende vreemdeling. Ik wil mensen vragen naar hun vastenpraktijk in deze tijd voor Pasen. Van gemeenteleden en dominee hoop ik te horen wat het voor hen betekent.
De eerste stap was naar Zetten, naar een gezamenlijke dienst van Vluchtheuvelgemeente en de Rank met ds. Mariska van Beusichem.
Mijn tweede stap is naar Lent, een doopviering met ds. Dick Kruyt.
Dochter Jansje en vierjarige kleindochter Minke gingen met me mee. Lent is hun gemeente. Ze waren er nog niet eerder geweest. Minke wilde zien hoe het gaat, het dopen van kinderen. We fietsten naar de kerk. Het regende.
Voor mij was deze tweede stap een andere, omdat we met ons drieën waren. Ik wilde er als ‘vreemdeling’ zijn en naar hun vasten vragen. Tegelijkertijd was ik gericht op mijn eigen kringetje. Hoe zouden Jansje en Minke het vinden?
Het was een goed bezette dienst. Er waren vrienden en familieleden van de doopouders. Er was kinderkerk. Minke durfde zomaar met de andere kinderen mee naar een andere ruimte.
We lazen volgens het dienstrooster van de kerken Lucas 9  vers 28 -36. Jezus gaat een berg op om te bidden. Hij neemt drie discipelen mee. Dan staat Hij in stralend wit licht. Er is een gedaantewisseling. Bij Hem zijn de grote profeten Mozes en Elia. Zij staan in hemelse luister.
In de preek vergeleek ds. Kruyt het met een klein kind dat gedronken heeft en verzadigd is. Zo’n kind kan dan van binnenuit stralen. Er werden twee kinderen gedoopt, gezegend en met hun doopkaars in het licht gezet. Minke zat met de anderen kinderen vooraan en maakte het van dichtbij mee.
Na de dienst was er een samenzijn in een ander gebouw. Ik vond de mensen in groepen bij elkaar aan tafels. Er werd voor mij koffie ingeschonken. Ik moest gaan zitten. Op tafel stonden schalen met koekjes, plakken cake en roomsoesjes. Het werd me aangeboden. ‘Nee, dank u wel. Het is vastentijd. Ik laat het liever aan mij voorbijgaan’.  Men vond het vreemd. Een gesprek erover lukte niet. Zij hadden niets met vasten. Ik vroeg niet meer verder aan de andere tafels. Later begreep ik van Ds. Dick Kruyt dat het ook voor hem niet leefde.  
Thuis bij mijn dochter, aan tafel voor de lunch, zegt Minke dat ze de lampen in de kerk het mooiste had gevonden. Haar broertje vraagt: ’Papa, geloof jij in God?’ Het wordt een kringgesprek met veel vragen.  Wat bedoel je met God? De Liefde? Ja, ik geloof in de liefde. Vrede? Ik zou erin willen geloven. Het Goede? Wat is het goede? Ik geniet van het eitje van de eigen kippen, dat voor mij precies goed, half-zacht gekookt is. Ik denk aan Pasen, het feest van eieren en van Licht en Leven.
  

Ineke van Middendorp-Sonneveld
emeritus predikante
In de 40-dagentijd, op weg naar de Ander

dinsdag 16 februari 2016

De eerste stap Zetten – zondag 14 februari 2016


Het project van de Protestantse Kerk in Nederland voor de 40-dagentijd heet: ‘zet een stap naar de ander’. Ik wil gehoor geven aan de oproep door elke zondag naar een andere kerk te gaan als zoekende vreemdeling. Ik wil mensen vragen naar hun vastenpraktijk in deze tijd voor Pasen. Van gemeenteleden en dominee hoop ik te horen wat het voor hen betekent.
De eerste stap is naar Zetten, naar een gezamenlijke dienst van Vluchtheuvelgemeente en de Rank met ds. Mariska van Beusichem.
Het regende natte sneeuw ‘s morgens. Maar warm gekleed, met een regenpak aan, had de kou geen vat op mij. Ik genoot onderweg van de rust van de zondagmorgen. In Zetten volgde ik eerst de roep van de kerkklokken. Daarna ontdekte ik het stille luiden van vele sneeuwklokjes in de pastorietuin naast de kerk. Ze hadden zich verdekt opgesteld in het wit geworden gras. Het maakte me blij. Ik was er. Het regenpak kon uit. Mijn voeten waren wat koud geworden. In de kerk verdreef de vloerverwarming het ongemak.
De lezing voor deze zondag was Lucas 4 vers 1 – 13. Deze begint zo: ‘Vervuld van de heilige Geest trok Jezus weg van de Jordaan, en geleid door de Geest zwierf hij veertig dagen rond in de woestijn, waar hij op de proef werd gesteld. Al die tijd at hij niets, en toen de veertig dagen verstreken waren, had hij grote honger’. Dan komt de duivel met zijn ‘verleidingen’. Daarover ging de preek. Wat betekende dat woord? Wat wilde de duivel? Welke rol speelde hij? Het ging niet zozeer over verleiding of verzoeking – maar over ‘loutering’. Ds. Mariska vertelde over Gods aanwezigheid in het leven. Dat Hij, bij alles wat ons gebeurt, betrokken is. We kunnen het zien en ervaren als een louteringsproces, een groeiproces naar God  toe. Dat sprak mij erg aan.
Over onze bijdrage in het louteringsproces, door bidden en vasten, werd in deze dienst niets gezegd. Ook niet over het gegeven dat Jezus niets at, veertig dagen lang. Had hij zich daardoor niet maximaal geopend voor zijn groei naar God toe?
Na de dienst kwam ik in  gesprek met de vrouw die in de kerk naast mij had gezeten. Zij zei dat er geen speciaal ‘vasten’ voor haar was in deze tijd. Ze had het niet breed. Het hele jaar rond was het voor haar vastentijd. In de gemeente werd het niet ter sprake gebracht. Het leefde volgens haar niet. Wel was er juist deze week een avond gepland over ‘duurzame voeding’. Dat werd ook aangekondigd op de beamer-presentatie in de kerk.
Daarna vond ik een vrouw die wel vastte. ‘In de veertig dagen is alcohol absoluut verboden’, zei ze stellig. We spraken over het verband tussen geestelijke en lichamelijke voeding. Zij dronk thee, ik koffie. Zij wees mij er op dat hier geen melk, maar witmakers gegeven worden bij de koffie. Een slecht product. Zij had het aangekaart. Er werd niet geluisterd. Deze witte poeder was vooral praktisch, want het bedierf niet. Daarmee was de discussie gesloten. Tot haar spijt.
Ik dronk zwarte koffie. Ik durfde niet te vragen of die wel zuiver was. Zij smaakte mij op dat moment zeer goed. Dat wilde ik graag zo houden.  
 Ds. Mariska vertelde mij dat zij vroeger, toen zij persoonlijk een moeilijke periode in haar leven doormaakte, gewoon was te vasten. Het was in een gemeente waar ook anderen meededen. Het was een bewustwordingsproces geweest. De ontdekking dat je ‘nee’ kon zeggen tegen dingen die zich aandienden, dat je vrij was te kiezen. Het vergrootte je  zelfvertrouwen. En men deelde met elkaar sobere maaltijden. Die waren vrolijk en versterkten de saamhorigheid. Nu zat ze in een andere fase. Het ‘vasten’ was overgegaan. En het sprak mensen in haar huidige gemeente niet aan. Ze vonden het moralistisch. En dat wilde ze niet zijn.

in 1995 meer sneeuw
Bij het weggaan zag ik dat er in de hal van de kerk walnoten te koop werden aangeboden. Er stonden nog twee zakken. Voor € 2,= per stuk. De opbrengst was voor de kerk. Ik nam beide mee. Gezonde voeding uit het Betuwse Zetten. Een heerlijkheid voor in de 40-dagen. Het kwam zomaar op mijn weg, in een kerk die niets met vasten had. Vrolijk fietste ik terug naar huis, warm gekleed, regenpak aan, door nog meer vallende natte sneeuw. 
De eerste stap had mij goed gedaan.

Ineke van Middendorp-Sonneveld
emeritus predikante
In de 40-dagentijd, op weg naar de Ander

dinsdag 9 februari 2016

Sneeuwklokjes



De hele maand december was ik op reis in Ethiopië. Thuisgekomen waren er vele indrukken te verwerken. Daarbij was er een vreemd  gevoel van gemis. Eerst dacht ik dat het de kerstsfeer was, de lichtjes en de traditionele kerstliederen. Ethiopië was een heel andere wereld geweest, ook met Kerst. Maar hoe zou ik dat feest missen? Vaak stond het me tegen, vanwege de vele lichtjes en glitter met opgeklopte gezelligheid. Het moest iets anders zijn. Ik ontdekte dat het met de winter te maken had. En met sneeuwklokjes. Deze leken zomaar aan mij voorbij gegaan.  

Sneeuwklokjes spelen een bijzondere rol. Midden in de winter komen zij aan het licht en kondigen met hun kopjes boven de koude grond de lente aan. Doorzetters zijn het. De pastorietuin in Hoogkarspel was er altijd vol van. Elk jaar plukte ik ze, maakte vele boeketjes en deelde ze uit.
 Ze spraken hun eigen stille taal in groepjes van vijf ‘een hand vol’ of van zeven ‘voor elke dag van de week één’.  Sneeuwklokjes staan voor mij symbool voor de Dwaze Moeders van Argentinië, die indertijd met hun witte hoofddoekjes protesteerden tegen het gewelddadige, harde militaire regiem. De Moeders wilden opheldering over hun verdwenen kinderen en kleinkinderen. Zij waren niet bang. Lieten van zich horen. Kwetsbaar stonden ze daar in de kou op de Plaza de Mayo. Klokkenluiders. Sneeuwklokjes.

Dit jaar waren zij uit beeld, omdat ik zelf uit beeld was geraakt. In eigen tuin stonden er maar een paar. ‘s Nachts droomde ik  dat het voorbij was met de klokjes. Zij zijn uitgerangeerd,  gestorven door het veranderende klimaat. Iedereen vliegt maar de wereld over. Ook ik had eraan meegedaan. Ik droomde mijn eigen schuldgevoel. De aarde warmt op. Er is geen winter meer. Het is allang lente. Er hoeft niets ingeluid te worden.
Maar een volgende dag vond ik ze toch volop bloeiend bij de boerderij waar ik melk haalde. Een grote tuin vol. Ik vroeg of ik er vijftig van mocht hebben. Voor de spirituele maaltijd van de kerk, die we begin februari moesten verzorgen, wilde ik op elke tafel sneeuwklokjes, in boeketjes van zeven. Zij staan voor de weg van zeven weken die we naar Pasen hadden te gaan. En voor de zeven maal zeven dagen erna, van Pasen naar Pinksteren.

De sneeuwklokjes staan aan het begin van die lange weg en luiden stil de tijden in. Ze lieten zich weer in overvloed plukken. En de boerin zei: ’Kom gerust hier terug als ze uitgebloeid zijn om wat bolletjes uit te graven en ze in je eigen tuin te poten’. Een duurzaam, kostbaar geschenk werd me gegeven.

Ineke van Middendorp-Sonneveld
8 februari 2016