Preekjes

 MA  - onze moeder

Maasdijk, ’t Kruispunt,
Bevrijdingsdag, 5 mei 2012
 
 
Dit is wat ik bij elkaar gesprokkeld heb.   laat losse draden zien -

Dezer dagen vroeg ik aan mijn broers en zussen om een draad, als symbool voor hun verbondenheid met ma, onze moeder. Dit is het geworden: draden van verbondenheid, als een navelstreng. Het zijn er acht. En alle acht verschillend. Een pure wollen; een hemelsblauwe; een kriebelige groene; een tegendraadse; een glanzende dunne; een kleurrijke dikkere; een draad van geitenwol (van de sokken) en een paarse. Alle acht heel verschillend.

Toen we dinsdagavond met zijn achten rond de tafel bij elkaar zaten, omdat zij overleden was, en wij het met elkaar over haar afscheid moesten hebben, merkten we hoe verschillend wij zijn, óók in hoe we onze moeder ervaren hebben. Acht verschillende draden, in verschillende kleuren van andere dikte. Wij groeiden allen in haar lichaam. Zij dreef ons uit en zij baarde ons. Wij erfden van haar eigenschappen, ieder op een eigen manier.

Ma heeft veel en hard gewerkt. Ze had haar grote gezin, er was het huishouden, de was, en de boerderij. En verder waren er ook de handwerken, met de vele draden die door haar handen zijn gegaan. Vaak kwam de naaimachine op tafel, eerst om kleren te naaien voor de eigen kinderen, later om de kleine, speelse dingen te maken voor kleinkinderen: zakdoekjes met je naam erop, of een knikkerzak.
Ze verstelde broeken en overhemden. Was er iets kapot: zij lapte het op.
En de vele breiwerken. Kasten vol sokken kwamen er van haar hand. Truien met ingewikkelde patronen. En aan het eind, de laatste jaren, de dekentjes van schapenwol voor de achterkleinkinderen, gebreid van de wol die door Breg gesponnen was. Een paar weken geleden heb ik er twee aan elkaar genaaid, omdat ik liever één grotere had.

Ma hield van lezen. En ze onthield wat ze gelezen had. Ze wist vaak ook precies na te vertellen wat een dominee in de preek had gezegd. Ze las de boeken van ds. Nico ter Linde: “het verhaal gaat”, en was geraakt door de manier waarop hij de bijbelverhalen wist uit te leggen. Stuurde ik aan haar mijn schrijfsels: ze liet weten wat ze ervan vond. En had ze zelf iets moois gelezen: ze gaf het aan mij door. Het laatste wat we uitwisselden was mijn column "om te huilen". Het ging over de uien van Piet. De oude oogst die nog in de schuur ligt. Het nieuwe, dat al weer ingezaaid is. Ze was bezorgd.


Ma was een kloek, die haar kuikens graag onder haar hoede had en hield, die veiligheid bood en zorg, eten en drinken op tijd, een warm bed, schone en nette kleren. Ze had moeite met andere, vreemde ogen, die in de loop van de jaren bij ons gezin aanschoven. Haar kinderen kozen eigen wegen, trokken eigen lijnen, en pakten niet altijd haar draden op. Ook waar het de kerk en het geloof betrof.
De laatste jaren is zij als gelovige moeder veel bezig geweest met de doop van haar kinderen. Dat ze niet allemaal ingeschreven bleven in het ledenregister van de kerk, dat klopte niet. Zíj had ons laten dopen. Daarmee waren we opgenomen in de gelovige, kerkelijke gemeenschap. Niemand mocht of zou daar aan mogen komen.
Ook de kerkenraad niet. Zij was principieel tegen uitschrijven. Eens gedoopt betekende: voor altijd.

Alle acht werden wij aan het begin van ons leven door haar, met pa erbij, bij het water van de doop gebracht. Bij de doop werd/wordt gezegd/ beleden, dat een kind niet van de ouders is. Niet hun bezit. De navelstreng, die eerste band die je aan je moeder bindt, is doorgeknipt. Je komt los, je moet en mag je eigen leven gaan leiden. Je mag worden wie je bent. Je bent geroepen om vrij te zijn, in het licht, in de liefde, en in de Naam van God.

"Ik laat jullie vrij", "Ik heb jullie altijd vrij gelaten" zei ma vaak. Maar hóe vrij was dat? Bleven wij niet heel erg háár kinderen? Wilde zij ons niet vooral op háár lijn houden?

En nu moeten we haar voorgoed loslasten. De laatste draad is afgehecht en doorgeknipt. Thuisgekomen is zij bij de Eeuwige. Dat was voor haar een groot mysterie. God is niet met onze menselijke maat te doorgronden.

Wat blijft is de dankbaarheid en de zegen, om alles wat zij voor ons betekend heeft.

Ineke
 
Door het park gewandeld en hier blijven staan.


Arnhem, 15 oktober 2011 - de echte trouwdag

Lieve Aafke en Berend,
Dit jaar in mei Berend, was ik, met mijn zussen, uitgenodigd door jou, en zou jij op locatie een rondleiding van je werk.
De ontvangst was ’s morgens bij het Watermuseum in Arnhem.
Eerst koffie. Het was mooi weer en we maakten een wandeling door park Sonsbeek. In dat park bleven we staan bij een muur, met daarop een plakkaat met een gedicht van Rutger Kopland. Hé – dacht ik, wat leuk, dat is het gedicht van je zus Jansje, toen zij met Ronald trouwde. Daar heb ik toen iets over gezegd, over die woorden:
“Ga nu maar liggen liefste in de tuin….
En er was nog een gedicht, aan de andere kant van die muur, in park Sonsbeek. Dat ging over wandelen, en over stilstaan. En ik dacht toen (en jij, geloof ik ook, Berend) dat is mooi voor jullie trouwen.
Dit is het: In het park

Door het park gewandeld en hier
blijven staan.

Waarom, nou ja, we weten van elkaar
waarom, allebei denken we: jij
jij bent het.
Hier blijven staan om die ander
aan te kijken, te kussen.


Door het park, door de tuin, door het paradijs gewandeld.
Zo wil ik graag de verbindingen leggen. Wandelen in het paradijs.
Het gaat hier over de oerverhalen, over Genesis,
over in den beginne, over de beginselen van het leven.
Wandelen, en dan blijven staan en de Ander zien.
Met een hoofdletter A. Van Aafke. En van de Ander. JIJ.
Waarom, nou jij, (een schuchtere toenadering, verlegen),
maar allebei denken en weten het zelfde: Jij, jij het bent.
Je kijkt de ander aan.

Het was in die dagen in mei, dat jij Berend,
op een plek in de bossen van Arnhem,
met lichtjes, bij een brug naar elkaar toe,
door de knieën ging, Aafke op haar wandeling deed stilstaan,
haar aankeek en zei: JIJ.
Het was een bijzonder en heilig moment: dat vragen:
ben jij het? En zeggen: ja, ik zal er zijn!
Ikzelf hoor daar de kern van de Naam van God in klinken:
Ik ben die ik ben, ik ben mijn eigen vrijheid, ik ben er - ik zal er zijn:
als licht, als liefde.

Vandaag staan wij met jullie stil en vieren we en wensen:
dat de liefde zal duren, en dat jullie samen oud mogen worden.
In het begin, (en dat is nu)
het paradijs: de mooie tuin met bomen en vol vruchten.
Samenwerken: appels en peren plukken, druiven en de zoete honing.
En het werd avond. Zij keken, man en vrouw, naar de hemel.
Ze zagen het ronde licht van de maan, en daarbij de niet te tellen sterren. En zij ontdekte in dat wonderlijke, grootse, donkere heelal:
(ze had het geleerd bij tante in Kesteren)de grote beer, en de kleine beer.
En toen het morgen geworden was, zei hij:
Dit moeten we vasthouden, we moeten leren lezen en schrijven.
Hij nam een plank en begon te lezen, zijn eerste woord: aap.
Aap – noot – mies
En het was avond geweest en het werd morgen. Een nieuwe dag.
Er moest dus gewerkt, om alles te bewaren. Dat het niet zou bederven.
Het werd in potten gestopt. Voor de winter.
Of voor de dagen dat het te druk was om te koken.
Als appeltje voor de dorst.
Met honing, die zo zoet als de liefde is.

Ineke van Middendorp-Sonneveld


Ga nu maar liggen liefste, in de tuin....

Nijmegen, 3 oktober 2008

Lieve Jansje en Ronald,
Het is een eer om als eerste jullie, als getrouwd paar, te mogen toespreken. Als ouders wensen we jullie beiden heel veel geluk, liefde en zegen.
Zegen. Want dat was ook jullie vraag voor deze dag. Bij jullie “jawoord”, voor elkaar: zoiets als een zegen. Zoiets, zonder al dat officiële van de kerkelijke formuleringen. Een zegen als moeder? Of de zegen van jullie ouders? Wat is dat eigenlijk, een zegen, gezegend zijn en gezegend worden?
Het is een zegen, als er een kring of kringen van mensen om je heen staan, die je met liefde, aandacht en zorg omringen.
De eerst nauw betrokken kring - vanaf je allereerste begin - is die van je ouders, voor jou, Ronald – Hanny en Nico – jullie gezin, en voor Jansje: Wim en ik, en ons gezin.
We hebben er als ouders met elkaar over gepraat, en gezocht naar een symbool van zegen, voor jullie. We dachten aan “licht”. We vonden dit daarbij erg passen: dit beeldje uit de Wereldwinkel. Deze twee-eenheid, die elkaar vasthoudt.
Aan de onderkant graveerden we J + R – jullie initialen, zoals die ook op de trouwkaart stonden, en de datum van vandaag: 3-10-08, met daarboven zeven sterren, als een volheid van lichtpuntjes aan de hemel
Hier, in het midden van het beeldje, van die twee mensen die elkaar vasthouden, is een lege plek. Het is de ruimte die tussen jullie in is en blijft. Die ruimte, die leegte, is er als een “geheimenis”. Ik moest denken aan het gedicht van Rutger Kopland:
“ga nu maar liggen liefste, in de tuin
de lege plekken in het hoge gras
ik heb altijd gewild dat ik dat was
een lege plek voor iemand, om te blijven ”


Een lege plek, tussen jullie in, die blijft. Rond dat geheim van leven ben je verbonden. Die ruimte kent een diepte. In die diepte kan een lichtje worden aangestoken. Ronald, ik wilde jou vragen om dat nu te doen.
Op jullie trouwkaart staat een ring van ontstoken lichtjes.
eerst dachten we: we gaan ook hier alle lichtjes aansteken. Dan staan we hier met elkaar als een kring van licht om jullie heen. Maar dat mocht niet, dat zou voor dit huis te veel en brandgevaarlijk zijn.
Toen dachten we: - we zagen dat glas rode wijn op de kaart – we schenken hier wijn, en toosten. Maar dat willen jullie straks doen, bij tante Koosje.
Toen lazen we afgelopen weekend in de krant het verhaal van een Babs (ambtenaar van de burgerlijke stand), die bij een huwelijksplechtigheid hartjes uitdeelde, vooral ook om de kinderen zoet te houden. En er was een bruidegom die toen zei: “Mag ik er ook één?” Toen zij hem een hartje gaf, en hij moest zeggen wat erop stond las hij “help”. Dat was heel geinig, om een hartje met “help” te krijgen, bij het JA tegen je liefste. Want Help en hulp is beeld van God, is man en vrouw. Ik hoorde er alles in meeklinken. Onze hulp. En elkaar tot hulp zijn.

Daarom laten we ze hier rondgaan:
de zoete kleurrijke hartjes van liefde.
Bovenin heb ik de “helpen” gelegd, speciaal voor jullie, Ronald en Jansje -

Dat het leven omringd zal zijn met heel veel zegen, en met al het goede!

Bij de ringwisseling (de ouders gaven de ringen aan) de woorden:
wij hebben jullie met veel liefde omringd.

Nu mogen jullie elkaar omringen.

Ineke van Middendorp-Sonneveld